donderdag 17 oktober 2013

‘Ik raakte in de grip van angst’ (Floor heeft al acht jaar een angststoornis)


 ‘Ik ben altijd al een angstig meisje geweest. Als kleuter was ik gauw bang voor kleine dingetjes: ik durfde mijn moeder niet los te laten als ze me achterliet bij de juf, ging nooit zomaar ergens naartoe en huilde vaak. Toch was het niet zorgelijk. Er zijn meer kinderen die op jonge leeftijd angstig zijn. Daar groeien ze uiteindelijk overheen.
Toen ik op mijn negende naar de dokter moest voor de BMR- en DTP-prikken, tegen de onder andere de bof, mazelen en rode hond, ging er iets mis. Door de prikken werd er iets in mij getriggerd, er kwam iets los, waardoor de angst zich doorontwikkelde. Nooit is bewezen door artsen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Ik raakte in de grip van angst. Het bepaalde mijn leven. Ik was bang de controle kwijt te raken, bang voor het onbekende, bang om mijn ouders te verliezen. Ik had vanaf toen werkelijk last van een stoornis, een angststoornis.
Omdat ik zo bang was om de controle te verliezen, ging ik verschillende handelingen uitvoeren om mijzelf ervan te verzekeren dat ik de controle juist niet zou verliezen. Ik moest van mezelf bijvoorbeeld tien keer per dag een deurklink aanraken: dan zou er vandaag niks ergs gebeuren met mijn familie. Ook had ik een aantal vaste spulletjes standaard in mijn broekzak zitten. Ik ging de deur niet uit als ik geen foto van mijn ouders, mijn lippenbalsem en een klein Boeddhabeeldje bij me had. Ik werd er rustig van als ik hier de controle over had.
Ondertussen durfde ik nog steeds niets te ondernemen. Mijn vriendinnen begonnen langzaam met uitgaan, logeren, weekendjes weg en treinreizen maken naar verre steden. Ik niet. Ik durfde zulke dingen niet te doen. Ik wilde niet weg van mijn ouders en mijn vertrouwde huis. Ik miste dus een hoop.
Van de psycholoog kreeg ik de opdracht om veel te oefenen. Ik moest beginnen met wekelijks logeren bij mijn opa en oma. Hoewel dit me in het begin veel moeite kostte, raakte ik er wel aan gewend. Het werd op een gegeven moment geen probleem meer. Stap twee was daarom logeren bij mijn beste vriendin. Dit was erg lastig voor mij. Ik ben de eerste nacht huilend naar huis gekomen. Omdat ik dit zo moeilijk vond, liet ik het logeren eigenlijk een beetje versloffen: ik vond het een té grote uitdaging en ging die dus uit de weg.
Ons gezin zat in een neerwaartse spiraal. Ik wilde niet meer naar school, niet meer weg. Ik wilde niets meer. Toen mijn ouders beseften dat het zo echt niet meer verder kon, maakten ze een afspraak bij de GGZ. In eerste instantie was het de bedoeling dat ik een aantal maanden in de kliniek zou komen – dit zou meteen een goede logeeroefening zijn. Bij die gedachte alleen al raakte ik compleet in paniek: als dat zou gebeuren, zou het leven voor mij geen zin meer hebben. Besloten is toen om mij vier maanden naar de dagbehandeling te sturen. Ik kreeg verschillende therapieën en volgde er ook lessen. Hoewel ik het er verschrikkelijk vond, heb ik er wel erg veel van geleerd. Ik kreeg oefeningen mee die ik ook uitvoerde. Ik ging weer stappen, lunchen met vriendinnen, ik durfde zelfs een paar dagen naar Zeeland met mijn opa en oma. En ook het logeren bij vriendinnen ging me steeds makkelijker af.
Ik kan nog steeds niet zeggen dat ik van mijn angststoornis af ben. Mijn rituelen heb ik inmiddels, met veel moeite, achter me gelaten. Ik voer geen dwanghandelingen meer uit. Dit is al een grote stap in de goede richting. Maar ik gebruik nog steeds medicijnen die mijn angsten onderdrukken, en ik zal nog steeds niet met school mee op werkweek gaan. Dat vergt nog veel oefening.

Mijn uiteindelijke doel is om dit jaar met mijn vriendinnen op examenreis te gaan. Als ik dat durf, heb ik voor mezelf de angststoornis al bijna overwonnen!’ 

Jeske van Steen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Blogarchief